Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Van Midden tot Onder (11)

Door Jan: 26/06/18

Van Midden tot Onder (11)
Mijn fietsreis zit erop. Op 23 juni kwam ik aan in de wijk Glebe van Sydney en de volgende dag daalde ik af naar downtown nabij de Harbour Bridge en het Opera House met zijn in elkaar geschoven schelpen.
Onderweg heb ik bijgehouden hoeveel kangaroes er langs de weg lagen die door verkeer waren geveld. De stand is gekomen op 25. De wrange ironie wil dat er tijdens mijn laatste fietsdagen er steeds vaker kruisen met bloemen langs de weg stonden van mensen die bij verkeersongevallen het leven hadden verloren. Een trieste balans die alleen al voor twee dagen boven de tien reikt. Met mijn fel gele hesje ben ik wel zichtbaar, maar ik heb heel wat verkeer als het ware in mijn rug gevoeld. Dat gevoel wordt sterker naarmate de fietsstrook smaller wordt. Er hoeft iemand maar even niet op te letten… Toch waren in Ulladulla ineens drie echte grafstenen langs de weg. Gewoon naast het fietspad.

De graven waren van 1862 tot 1885 en een klein bordje verklaarde hoe het zat. De dodenakker was in 1852 in gebruik gekomen, maar met de uitbreiding van de stad was er een nieuwe weg nodig en daarvoor moesten vele graven verdwijnen. In het plaatsje Cobargo heb nog wel even op een echte begraafplaats rondgelopen. Dat doe ik wel vaker op mijn reizen, maar nu kwam er nog een prozaïsche reden bij. Ik liep er ook rond om “uit te buiken” van een flink bord spaghetti bolognaise.

Een bord waarschuwde de (argeloze) bezoekers ervoor dat begraafplaatsen “een ideale habitat zijn voor giftige slangen”. In de hete zomermaanden wel te verstaan en ik kon dus rustig verwijlen bij het monument van Patrick O’Meara die op 6 juli 1915 overleed in de leeftijd van 85 jaar en “native of County Tipperary Ireland” was.
Mijn reisdoel van die dag was min of meer Tilba Tilba. “Min of meer” want ik wist niet of ik daar een slaapplaats zou vinden. Dat was me de vorige avond via internet niet gelukt. Mijn optimisme van ik-vind-wel-wat had totaal geen grond, maar toch vond ik wat, tenminste het werd me aangeboden. Een bewoner van dit dorpje in de heuvels van een paar huizen die ik naar een hotel of een B&B vroeg begreep me wel: een bed en een warme douche. Hij had achter zijn huis een caravan staan en die wilde hij wel even voor me in orde brengen. “Daar sprak een engel uit zijn mond” om Justus van Effen te citeren.

We dronken heel wat bier op zijn porch in de gloed van een vuurkorf en hij sprak meer over de plannen voor de maaltijd dan dat hij ze uitvoerde, maar tegen acht uur kwamen de dampende borden op tafel. De man heette David Preston. De wanden van zijn woonkamer waren bedekt met foto’s en posters. Marilyn Monroe, James Dean, de Doors, de Beatles en bijna levensgrote dames in bikini. David was een goede gastheer. Hij zorgde voor een extra dekbed in de caravan, sloot een gasfles aan zodat ik koffie of thee kon zetten en ik kon in zijn huis heerlijk douchen. Hij sprak soms in een merkwaardig slang maar met de alcohol in ons lijf bleek dat geen probleem.

Hij was de volgende morgen al vroeg naar zijn werk en ik liet een briefje achter op zijn zwarte laptop. Ik moest weer terug naar de hoofdweg. Daardoor kwam ik door Central Tilba, dat een nationaal monument bleek mét een B&B, maar de klim er naar toe was zwaar. Ik was David nog dankbaarder.
Aan heel wat Europees uitziende mensen met wie ik onderweg een praatje maakte, vroeg ik waar hun voorouders vandaan kwamen. De meesten hadden Engelse en Schotse voorouders. In Mowra vertelde een man dat twee van zijn familieleden al enkele jaren met de vraag bezig waren of John Adams, de laatst overlevende van de Bounty muiters, tot een voorouder gerekend kan worden. De muiterij aan boord van dat marineschip in 1789 is mede door de film beroemd geworden, maar de nasleep ervan is niet minder interessant. Een Amerikaanse avonturier in dienst van de National Geographic vond in 1957 de resten van de Bounty bij Pitcairn. Deze Luis Marden was een tweede soort Stanley die Linvingstone in Midden-Afrika had gevonden. Op Pitcairn leven nog enige mensen die regelrecht afstammen van de muiters. Voor de man in Mowra is er de troost dat John Adams later is vrij gesproken van rechtsvervolging.
Na Mowra was het nog twee dagen fietsen naar Sydney. In Wollongong had de vrouw bij de receptie een bekend accent. Ze kwam uit Letland en wel uit Jurmala, ten westen van Riga. Jurmala is een combinatie van kleine dorpjes aan de Golf van Riga en ik wist me nog twee namen te herinneren: Dubulti en Majorie. Die keten van dorpen heb ik twee maal met de fiets doorkruist. Zulke toevallige herinneringen scheppen een soort band. Haar man vertrouwde me de volgende dag toe dat hij eens met vrienden bij een Letse club in Sydney te gast was. “Ik wist niet dat er Letten in Australië waren!” En zo kwam van het een het ander. Er wachtte me op de laatste etappedag nog een verrassing. Een kleine bergpas die toch groot werd omdat ik moest lopen en duwen. Daarna kwam een stuk met vele afdalingen en ik eindigde in de voorstad Rockdale, waar ik in een kapperszaak geknipt werd door een jonge vrouw die haar dikke gewatteerde jas aanhield. In veel zaken en restaurants hier blijven de deuren gewoon openstaan en houden gasten ook gewoon hun jasen aan en mutsen op. Het is winter, maar ze doen alsof het alweer zomert. In een Iers eethuisje in Sydney stond dat het binnen warm was.
Mijn hotel in Sydney ligt nabij dé twee iconen van de stad: de Harbour Bridge en het Opera House. Aan die brug is ruim tien jaar gebouwd en in maart 1938 was het zover: twee overzijden die elkaar vroeger leken te vermijden werden buren (vrij naar Nijhoff).

De brug met zijn indrukwekkende boog staat met stevige poten op de beide oevers en hangt niet met kabels in zijn gekwelde rug achterover. De toerist kan op drie manieren met de brug kennis maken: als wandelaar, fietser en alpinist. Ik ging eerst met de fiets erover heen. Dat is aan de westzijde. Het uitzicht is aardig, maar omdat je niet de enige bent, moet je meer opletten dan rondkijken. De oostkant is voor de wandelaars en het Opera House met zijn schelpen is de blikvanger die dagelijks honderden zo niet duizenden keren wordt gefotografeerd. En dan kun je ook nog de boogconstructie zelf op. De klimmers krijgen enige veiligheidsmiddelen om hun middel en kruipen langs steile metalen trappen ophoog. Heel langzaam zie je van onderop stipjes zich bewegen naar het hoogste punt waar grote vlaggen van New South Wales en Australië wapperen. Aan de andere kant van de Circular Quay haven staat dan dat merkwaaditge bouwwerk waar Aida, Carmen en La Traviata soms opklinken.

Het is ook impressionistisch interessant, want met de wisselingen in de lucht veranderen de kleuren. Wit, geel, oranje. Een honderd meter voor je de trappen ervan beklimt, is er een zuil die laat weten dat je Tubowgule betreedt, het land dat behoorde aan de Gadigal clan. De bezoeker krijgt een welkomstgroet in ruil waarvoor hij de traditionele wetten en cultuur van het land der Aboriginals respecteert. Ik heb geen mensen gezien die even stil staan en luisteren of de tekst van de zuil lezen. Aan deze politieke correctheid zullen wel taaie onderhandelingen vooraf zijn gegaan.
Mijn fiets staat en paar kilometer verder in het stadscentrum bij een fietsenzaak. Daar wordt hij klaar gemaakt voor de thuisreis. Morgenochtend stop ik mijn tassen weer vol en bundel ze in een draagtas. Dan kan het wachten weer beginnen. Op de bestelbus die me naar het vliegveld brengt, de boarding en tenslotte op de thuiskomst na bijna een etmaal vliegen.
Sydney, Australië
26 juni 2018

Tags:

Nog geen commentaren

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht.

Sorry, the comment form is closed at this time.