Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Fietsen in China

Door Jan: 25/03/09

In 2001 en 2006 fietste ik in China. Beide tochten hadden Peking als begin- en eindpunt. De eerste ging door de provincies Hebei en Shandong naar de havenstad Qingdao, waar geroeid en gezeild werd voor de Olympische Spelen in 2008. De tweede door Mantsjoerije over Shenyang en Harbin naar het plaatsje Heihe aan de Amoer die de Chinezen Zwarte Draak Rivier noemen (Heilongjiang). Uiteraard heb ik in Peking enkele toeristische highlights bezocht (Verboden Stad, Plein van de Hemelse Vrede, Zomerpaleis, Hemelse Tempel). Daar hebben reisgidsen, fims, internet het genoeg over.

 

In Peking kun je redelijk fietsen. De grote straten hebben een wat boulevard-achtig karakter, maar lijken zo veel op elkaar dat ik me vaak afvroeg er niet eerder te zijn geweest. Op de vele ventwegen rij je veilig. Hoofdstraten hebben in het midden soms een hek en wil je eens naar de overkant dat moet je of doorrijden naar het volgende kruispunt of je fiets zeulen over een voetbrug. De verkeerslichten op kruispunten hebben vaak geen aparte lichten voor afslaand verkeer, zodat je wel eens in een chaos terecht komt. Met veel fietsers om je heen bereik je veilig de andere kant, terwijl er ook verkeersregelaars zijn met pet en fluit om het kruimelverkeer te temmen. Ze hebben geen hoge status en worden openlijk genegeerd. Heel anders zijn de hutongs of volkswijken: kleinschalig, laagbouw dicht op elkaar, waar oudjes naast de voordeur op straat zitten met een kleinkind en kippen voeren op een binnenplaatsje. Deze hutongs zijn gedoemd te verdwijnen; de komende Olympische Spelen doen ze geen goed.

 

Borden en opschriften

In alle grote steden zijn de straatnamen in twee schriften: Chinees en de Pinyin-transcriptie. Controleer dat ook bij het kopen van een stadskaart. De namen zijn verwarrend door hun lengte: Dongzhimennei dajie, maar als je het Chinees kent voor noord (bei), zuid (nan) oost (dong) en west (xi) begint er iets op te lichten, want je ziet dat die windrichtingen in veel straatnamen zitten, maar ook in die van steden en provincies. Nei betekent binnen, dwz. de stadsmuur. Die is ten tijde van Mao gesloopt en daar hebben ze spijt van. Het laatste stukje wordt gekoesterd. Er is een grote ringsnelweg voor in de plaats gekomen. Ben die over dan wordt nei vervangen door wai (buiten). Inmiddels heb je al begrepen dat dajie grote weg betekent en met die paar woordjes is de kat in’t bakkie.

Wat voor het fietsen in Peking geldt, kun je mutatis mutandis ook zeggen over andere steden, waarvan je de naam niet kende, maar waar wel 3 of 6 miljoen Chinezen wonen. Een stad uitrijden in de gewenste richting is soms een probleem. De borden bij belangrijke kruispunten vermelden de namen van de zijstraten, terwijl pas aan de stadsrand de borden verschijnen met de verderop liggende steden en wegnummers. Een kompasje op je stuur kan je aardig op koers houden, maar aan de weg vragen ontkom je niet. In Shenyang had ik het gevoel dat ik van hot naar her werd gestuurd, maar tenslotte was er een fietser die een stuk met me meereed, naar hartelust rochelde en spuugde, maar me wel op het goede spoor zette.

 

Vreemdeling

Wie als Westerling alleen op het Chinese platteland fietst, trekt de aandacht. Je bent een laowai (vreemdeling) en zodra je dat woord hoort weet je dat ze het over jou hebben. In en dorpje ben je al gauw omringd door Chinezen. De mannen bekijken, betasten en bespreken je fiets als een marktkoe en ze willen maar een paar dingen weten: vanwaar/waarheen? En hoe oud? Vaak dachten ze dat ik Amerikaan (meiguoren) was, maar verder naar het noorden op weg naar de Amoer een Rus (eguoren). Anders dan Amerikanen kennen Chinezen Nederland, dankzij onze eigen Goeliet en Faan Baasten.

Aan het einde van de dag kijk ik bij het binnenrijden van een stadje naar de dakranden op zoek naar de karakters voor binguan (hotel). Bij de receptie draai ik mijn vaste repertoirtje af dat altijd begrepen wordt want de context is duidelijk. Dat geldt ook voor het herbergen van mijn fiets. Je betaalt telkens ook een waarborgsom (yajin), waarvoor je een recuutje ontvangt, dun papier met een rode stempel. Bij vertrek lever je het in, je kamer wordt gecontroleerd en je krijgt het geld weer terug. Ben je het briefje kwijt, dan onstaat er een lichte paniek. Omdat het vaak om luttele euro’s gaat, laat je het maar zitten, maar achter de balie trilt de grond nog na, omdat de receptioniste door jou in verlegenheid is gebracht.

 

Politie voor openbare orde

Een dag voordat ik in de badplaats Beidaihe (ten NO van Peking) waar veel diplomaten, Russen en Chinese militaire hotemetoten pootje baden, wilde ik overnachten in Luan Xian. Bij aankomst was het al bijna donker, ik had er 110 km op zitten en voelde me na een warme dag moe en vies. Ik vond een soort truckersherberg. Een slaapzaal voor acht personen, een fonteintje op de gang en een schijtgat achter in de tuin. De heer Ding vroeg er maar één euro voor en omdat ik de enige gast was ontstond er enige huiselijke gezelligheid in de gelagkamer, waarbij we met woordenboekje en atlas een woord-voor-woord-conversatie op gang brachten. Die duurde niet lang, want er verschenen zwaailichten achter de duistere ramen. Twee jonge politieagenten kwamen binnen, eentje ging tegenover me zitten en zei I am a policeman. Daarmee was zijn Engels uitgeput. Hij bladerde in mijn paspoort en er viel een stilte. Weer een auto met zwaailichten. Drie mannen in burger van de Gong An, de politie voor openbare veiligheid (dezelfde die Falun Gong aanhangers op het Tiananmen-plein oppakt). De chef bestudeerde ook mijn paspoort, terwijl heer Ding sigaretten uitdeelde. Ik mocht daar niet slapen, want de uitbater had geen licentie voor buitenlanders. Ik moest mijn bullen pakken, de fiets ging in de kofferbak en ze brachten me naar een hotel in het centrum.

 

Zhang Min

Twee weken later zocht ik naar een eethuisje voor de lunch. Ik vond een xiao chi (letterlijk klein eten) waar een vrouw die wat Engels sprak me hielp. Ze bleek echter bij een zestal fietsers uit Jinzhou te horen dat ook naar de Amoer ging, nog verder dan ik. Of ik zin had om met hen een stukje op te trekken? Ik wel! En zo trokken we acht dagen samen op, waarbij mijn leven tien keer goedkoper werd, want hun dagelijkse budget was 3 euro! Het waren sterke fietsers met huis-tuin-en-keuken-rijwielen en weinig bagage, die er wel voor zorgden dat we op de dag naar Harbin 178 km aflegden. Toen heb ik ook de zin geleerd Ni lei le ma? (Ben je moe?). De Chinese die Engels sprak, Zhang Min, leerde me meer woorden en zinnetjes die kunnen fungeren als sociaal smeermiddel. Lekker eten! Het Chinese platteland is mooi! Dat laatste viel tegen, maar vooruit.

Longontsteking

Op de terugweg heb ik een grote lus gemaakt, wat oostelijker om door het bergland van Liaoning te trekken en zo uit te komen bij Dandong vanwaar ik een blik kon werpen op de heilstaat Noord-Korea. Ik kreeg echter koorts in Jilin. Op mijn hotelkamer zocht ik allerlei woorden op: dokter, koorts, ziekenhuis, helpen, enz. Daarmee ging ik om 21.00 uur naar de receptie. Onmiddellijke actie. Twee dames brachten me naar het ziekenhuis daar enkele minuten vandaan. In de spreekkamer waar Jan en alleman maar in- en uitliep of uit nieuwsgierigheid bleef zitten, kregen we een briefje voor een röntgenfoto. Ik had een lichte longontsteking. Toen kwam een spannend moment. Wat de hoteldames met de dokter bespraken kon ik niet volgen en als een malloot zat ik ondertussen in mijn phrasebook te zoeken naar woorden om duidelijk te maken dat ik geen gebruikte injectienaald in mijn donder wilde hebben. De dokter, een vrouw die zich door de turbulente patiënten niet liet verstoren, begreep mijn probleem. Ze toonde me de naalden voor de infuus en voor een koortswerende injectie: hygiënisch verpakt. De daarop volgende vijf dagen ging ik elke middag twee uur zitten aan het infuus. Het hotel had de stads-tv op me afgestuurd, maar de uitzending bleek vooral een pr-move was voor de eigen business.

Je zou kunnen zeggen dat het bijzondere van de Chinese wereld het gebrek aan landschapsschoon waar ik 8000 km heb gefietst compenseert. Zo’n 80% is landbouwgebied, al zie je wel eens idyllische plekjes met een os voor de ploeg. Op de terugweg van mijn eerste tocht heb ik de heilige Tai Shan beklommen, in het voetspoor van Confucius, vijf keizers en Mao Ze Dong. De eerste zei daarboven ‘De wereld is klein’, de laatste ‘Het oosten is rood’. Ik houd het er maar op dat wie de Tai Shan heeft beklommen 100 jaar wordt. En ach, wat is een mens zonder illusies…

 

(De twee fietstochten in China staan uitvoeriger beschreven in De Sleutel van Tsjechov onder de titels ‘Vreemde karakters’ en  ‘Naar de Zwarte Draak’. Zie de recensie elders in deze site. Het bovenstaande staat ook in het tijdschrift De Wereldfietser, no. 2, voorjaar 2008)

Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.