Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

 Op 18 december zijn we uit Hanoi vertrokken en op 11 januari kwamen we in Saigon aan. (De namen Saigon en Ho Chi Min worden beide gebruikt.) Inclusief rustdagen hebben we er 25 dagen over gedaan. De afstand was 1800 km. Onze kennismaking met Vietnam was eenzijdig. We volgden de hoofdweg die ongeveer evenwijdig aan de kustlijn loopt en echt landinwaarts zijn we nauwelijks geweest. De mooiste gedeelten waren die waar we uitzicht over de zee hadden verfraaid door eilandjes en voor anker liggende vissersboten. Het was een allesbehalve stille tocht. Aanhoudend verkeerslawaai, terwijl voor 80% de weg bepaald werd door walsen, graafmachines, shovels, asfalteermachines. Je moest vaak er voor uitkijken dat je niet door de truck naast je in de knel werd gereden. Als het even kon reden we op delen die al (deels) klaar, maar voor het verkeer nog afgesloten waren. Op regenachtige dagen waren de stukken met grove kiezel en kuilen het ergst. Bij aankomst in het hotel moesten de bemodderde tassen dan ook letterlijk in bad. Zonder risico was de tocht niet. De vrachtwagens en bussen die van de tegenovergestelde richting ineens uit de rij zwenken, waren levensbedreigend. Ze zien jou op het laatste moment en drukken door. Met lampen knipperen en aanhoudend claxoneren. Met die zwermen scooters om je heen in steden valt het wel mee. Ga met de stroom mee en maak geen onverhoedse bewegingen. Hier in Saigon zit het verkeer nog dichter op elkaar met als gevolg dat veel scooters uitwijken naar het trottoir waarje ineens als argeloze voetganger verrast wordt.
P1000623
De plaatsen waar we doorheen kwamen zijn allemaal hetzelfde. Stedebouwkundige schoonheden hoef je er niet te verwachten. Als een gebouw imponerend is (of dat moet zijn) zijn ze voor bestuur, leger en partij, meestal geel met vlag en wapen boven de hoofdingang. Voor de rest is het oneerbiedig gezegd een rommelig zooitje. Net als in China is de greppel voor de huizen of de berm van de weg de plaats om je afval te lozen.
Politie, leger, bewakers en toezichthouders zijn alom in Vietnam. Officiele gebouwen, hotels, ambassades, consulaten, banken hebben geuniformeerden voor de deur. Voordat je de receptie van ons hotel hebt bereikt ben je al vier dienders voorbij. Er blijft in dit land weinig onopgemerkt. Het is duidelijk dat van de Vietnamees verwacht wordt dat hij in de pas loopt. Het land beroemt zich op zijn vrijheid, maar die vrijheid is “liberty” en geen “freedom”. Niet dat wij als Westerlingen er last van hebben. De ‘law enforcement officers” laten ons ongemoeid. Nergens werden we aanghouden om ons visum te controleren. Hoe anders is dat in de Verenigde Staten (“the land of the free”) waar ik heel vaak door de politie ben aangehouden.
Gisteren hebben we op de Cambodjaanse ambassade ons visum gehaald. Die was maar een paar blocks van ons hotel verwijderd. We werden na pas controle toegelaten op een wat verwaarloosde binnenplaats waar we onder een luifel de aanvraagformulieren konden invullen. Het was duidelijke dat de ambassadeur himself niet van zwemmen houdt, want een paar meter naast de schrijftafel lag een zwembad in een dikke komma vorm. De kuip bekleed met klassieke blauwe tegeltjes stond leeg en was vervuild. Volgens een Vietnamese visumbemiddelaar was dat al een jaar zo.
Nu we dat visum in ons paspoort hebben kunnen we het land uit. De grens ligt van hier niet zo ver. Einde Vietnam. En?
Tja… Van menig boek dat ik lees denk ik: dit wil ik nog wel een keer lezen. Zoiets geldt ook voor een land: daar wil ik nog wel een keer naar toe. Vietnam hoort daar niet bij. Het is land is interessant, heeft buitengewoon hartelijke mensen en is spotgoedkoop. Het is minder exotisch dan ik had verwacht en dat zal wel aan onze route liggen. Een echte tropische jungle hebben we nog niet gezien. Daar moeten Cambodja en Thailand voor zorgen.
Saigon, Vietnam, 14 januari 2015
Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.