Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Dagje Zimbabwe

Door Jan: 09/05/15

Kort nadat de rood-witte Euro-Africa-bus het marktpleintje van Monze had verlaten, kwam er een jonge man in de bus naar voren om de chauffeur aan te spreken. Ze spraken in hun eigen taal, waarvan ik niet weet of het nu Nyanja, Tonga of Lozi is. De bus verminderde vaart. Van achteren kwam een harde stem en de jonge man, zo begreep ik, legde iets uit. Andere passagiers gingen zich er ook mee bemoeien. De bus kwam tot stilstand. Een parlement op wielen.
Ik vraag aan de man aan de andere kant van het gangpad wat er eigenlijk aan de hand is.
“He forgot his bike and wants the driver to go back”.
De meningen in de bus zijn verdeeld, al weet ik niet of voor tegen is en achter voor of andersom. De chauffeur durft zelf geen beslissing te nemen en er ontstaat een soort patstelling. Links achter mij neemt een vrouw het woord die met haar ontkroesde haar, make up en duurdere kleding gezag blijkt te hebben, want de “dalaiva” (driver) geeft weinig weerwoord. De bus hobbelt door de berm en even later staan we weer op het pleintje. De vergeter stapt uit. Wachten. Vreemd om je fiets te vergeten denk ik, voor de Zambiaan een kostbaar bezit. Het ding zal wel op het dak moeten. Dat kan wel even duren.
Minuten gaan voorbij. De chauffeur geeft af en toe een dotje gas en kijkt over zijn schouder naar buiten. Daar is onze man weer, een aktetas in zijn hand. Ik kijk even naar mijn informant, maar hij kijkt nergens kijkt van op. Het hulpje slaat de deur dicht. We draaien de hoofdweg weer op. Ik zit nog met een los eindje in mijn gedachten dat ik ergens aan vast wil knopen, maar mijn buurman durf ik er niet naar te vragen. Voor hem is een bag gewoon een bike.
Ik haal mijn reisgids uit mijn rugzakje en lees wat over Livingstone dat nog vier uur voor ons ligt. Buurman vraagt of hij ook even in mijn boek mag lezen. Hij bladert en blijft steken. Ik leun naar opzij om steels te kijken wat hij leest. Het stukje over homo’s en lesbo’s in Zuidelijk Afrika. Ook de tekst in kader over aids leest hij. De cijfers voor Zambia liggen verontrustend hoog, maar een reactie op zijn gezicht kan ik niet lezen. Hij geeft het boek terug en ik brand van nieuwsgierigheid, maar op mijn “Interesting?” krijg ik slechts een vaag schouderophalen, waarmee hij het taboe uit de gids bevestigt.
Van de andere kant komt een terreinwagen waarvan de bestuurder een draai om-beweging maakt en na enkele kilometers is er een file. We rijden er langs en stoppen voor een ontspoorde goederentrein die de weg blokkeert. Er is geen locomotief en naast de baan liggen wagons en een oplegger die de trein heeft aangereden.Er zijn rood-witte linten over de weg gespannen, maar van berging is nog geen sprake. De chauffeur roept om dat alleen de bezitters van een kaartje kunnen overstappen in de bus aan de andere kant van de trein. Zijn gratis meereizende vriendjes achterin hebben pech. En zo klimmen de passagiers van twee bussen over de koppelingen met hun bagage en de handel van het dak. Er staat een auto van Zambia Rail aan de andere kant en twee spoorwegmannen voorin hangen achterover en nemen het ervan met een sigaretje. Men redt zich wel.
De andere bus moet een lang stuk achteruit rijden, doordat aan beide kanten van de weg verkeer staat geparkeerd. Op de plek waar we kunnen draaien, zwaaien velen met aanwijzingen en na wat heen- en weergehos kunnen we weer verder.
In Livingstone staan veel mensen op onze bus te wachten. Een paar mannen beginnen te springen en wijzen telkens naar mij. Ik ben de eerste passagier die uitstapt en moet me door een dubbele haag van taxichauffeurs heen werken.
“Sorry, I like walking”. Na zeven uur heb ik een grote behoefte aan beweging..
Na de haag komen er nog twee achter mij aan “Cheap, cheap!”, maar ik verwijder me met stevige stappen.
Voor mijn vertrek uit Lusaka had ik mijn gastvrouw verteld dat ik een Livingstone een fiets zou huren om de Victoria watervallen te bezoeken en er wat rond te fietsen. Dat leek haar niet verstandig, want een vriendin van haar had dat ook gedaan en op weg naar de watervallen was ze beroofd. Weg rugzak
Twee uur liep ik rond in het in het Livingstone museum, waar een tekening liet zien hoe het gebroken bot van Livingstones linker bovenarm na een aanval van een leeuw weer aan elkaar gegroeid was. Weer buiten dacht ik na wat ik die middag zou doen. Bij het museum maakt de brede asfaltweg, die ze hier wide tar noemen, een flauwe bocht, waarna die over enkele kilometers geleidelijk afdaalt in de vallei van de Zambesi, de grensrivier tussen Zambia en Zimbabwe. De lucht was strak blauw, maar boven de horizon in het verlengde van de weg zag ik wolken opstijgen. Het stuifwater van die beroemde waterval! Die kon dus niet ver weg zijn. Eens vragen waar ik een fiets kan huren.
Via een zijstraat kom ik op een soort achterweg waar onder bomen mountainbikes staan bij een bord “R and G bicycle hire”. Gabriel (de G) geeft me de grootste. Ik trap even een stukje en ga akkoord. Om 18.00 uur ben ik terug.
Onderweg passeren me een paar auto’s waarop in de open laadbak banken zijn gemonteerd, maar toeristen zitten er niet op. Slappe tijden voor de safari’s. Als na en kwartier de weg bochtig wordt vraag ik me af waar die beroving zich heeft afgespeeld. De Victoria wolken komen dichterbij. Op een parkeerplaats aan de Zambesi met de waarschuwing voor krokodillen hoor ik geruis van de waterval al en ik vraag me af of er ooit zo’n reptiel met het water naar beneden is gedonderd, want de stroming is sterk. Zonder kleerscheuren kom ik bij de parkeerplaats voor de watervalbezoekers. Zambianen roepen change of dollars tegen me. Er is een restaurant en een hele zwik stalletjes met toeristische prullaria. Druk is het niet. Ik bevestig mijn fiets met een spiraalslot aan en hek en zeg bij de kassa, waar ik als buitenlander vier maal zoveel betaal als het gewone tarief, dat “dat daar” mijn fiets is.
Ik moet nu onder de indruk komen van het natuurgeweld dat hier naar beneden raast. Dat verwacht ook de uitvoerige beschrijving in mijn reisgids. Eerst kijk ik boven waar het vreemd is hoe die rivier naar beneden knikt. Dan maar eens naar beneden. Ik geef toe dat het geen wandeling is langs paaltjes van staatsbosbeheer op de Utrechtse heuvelrug, maar allengs bekruipt me het gevoel dat ik een toeristische verplichting van een lijstje aan het wegwerken ben en al die verhuurders van poncho’s en paraplu’s hoeven er niet op te rekenen dat ik me op het bruggetje boven de gorge in de waterwolk begeef. Ik denk aan Livingstone. Die kon in 1855 moeilijk tegen de natives zeggen dat hij een ontdekking had gedaan.
“Meneer Livingstone, hij is er altijd al geweest, en we hebben er ook een naam voor: Mosi-oa-Tunya”.
“Houden jullie je Mosi maar, ik noem hem naar mijn koningin”.
Terug in Londen werd de waterval een ontdekking en de Mosi werd Victoria-waterval.
Een paar meter van mijn fiets zit een aapje met kind naar me te kijken. Over de geparkeerde auto’s springt een forse baviaan. Een bedelbaviaan.
Terug naar de stad. Groot billboard langs de weg. “Je hebt de waterval gezien. Proef nu het bier”. Merk? Inderdaad, Mosi.
Nog voor zessen neemt Gabriel zijn fiets weer in ontvangst, terwijl zijn compagnon Roy (de R) met anderen mij nieuwsgierig staan te bekijken. Ik maak een afspraak voor de volgende dag. Negen uur. Hij belooft me de voorderailleur die niet goed werkt te repareren.

Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.