Pagina's

Rubrieken

Archief

Diversen

Door South Dakota

Door Jan: 09/10/08

Promotie

In mijn logboek staat de aantekening dat ik in Buffalo, Zuid-Dakota, na mijn avondeten in restaurant Oasis een wandeling door het plaatsje heb gemaakt. Het roept geen enkel beeld meer bij me op. Wel de opmerking “Idee gekregen dat ruimte je ook kan opsluiten”. Buffalo telt zo’n duizend inwoners. Ze bevolken een kruispunt waarvan de wegen zowat evenwijdig lopen aan de meridianen en parallellen op de landkaart. Van één straat herinner ik me de gesloten gevelfronten aan beide zijden. De mees­te huizen wit gepleisterd, een deel van de ramen dichtge­tim­merd. De gevelrijen zijn even lang. Waar de huizen eindigen, eindigt het dorp, de scherpste scheiding tussen stad en land die ik ooit gezien heb. De weg loopt verder, de boomloze grasvlakte in. Geen bomen, bouwsels, borden, lantaarnpa­len. Ledigheid. De laatste huizen vormen de havenhoofden die je passeert, het zeegat uit.

Dat geldt ook voor de wegen die het plaatsje uitlopen in de ande­re richtingen. Redig ligt 35 naar het zuiden maar is alleen een general store annex post­agentschap voor de mensen op de prairie. De grotere plaa­tsen zijn meer dan honderd kilo­meter verwij­derd, waar­van Dic­kinson in Noord Dakota (16.000 inwoners) de grootste is. Zo ligt Buf­falo opgesloten in dat grote prairieland.

Dat land golft vriendelijk, zon­der steile stukken. Je fietst van top naar top. Met mijn kilo­meterteller meet ik de golfleng­te: 6 tot 9 km. Op elke top een korte pauze, een terugblik op de afgeleg­de weg en kijken naar het gras­sige land dat reikt tot de ein­der. De donkere stukken zijn de negatieve afdruk­ken van de wolken. In dit golvende land zijn ook eilanden, geïsoleerde bergen, buttes gehe­ten. Erosie verlaagde het land, de knoe­sten bleven over. De meeste staan op de kaart en zijn ge­mid­deld 1000 meter hoog. Ze wer­den door de Indianen gebruikt als uit­kijk­post voor de bizon­jacht.

Ik fiets over highway US 85 van Wil­liston aan de boven­loop van de Missouri naar Rapid City dat zijn toerisme dan­kt aan de vier presidentenkoppen in de Black Hills. Aan deze weg liggen de Crow Buttes waarop in 1822 Crow Indianen door Sioux in de hitte en droogte van de zomer werden “uitgedorst” (thirsted out). Men speelde geen indiaantje, men was het.

Ook ik moet zorgen dat ik niet uitdroog. Het lokale water langs mijn route ruikt muf en grondig. Dus drink ik flessenwater. Verder naar het zuiden, in Nebraska, is het grondwater smake­lijk. Waar een mo­lentje draait voor het vee stapte ik wel eens af. Om niet het water te drin­ken waar de koeien met in bek hebben geslob­berd, schroef ik een buis los en vul mijn bidons.

In het Midden-Westen hebben de wat grotere plaatsen een city park waar je je tent mag opzetten. Ook Newell heeft zo’n park, hoor ik in Castle Rock. Vandaar zie je Bear Butte over een afstand van 50 km. Daartussen, maar niet te zien, ligt Newell. Daar wil ik zijn voordat het opkomende onweer losbarst. De eerste bliksem zie ik in mijn spiegeltje. Objects in mirror are closer than they appear volgens autospiegels en het pandemoni­um breekt 10 km voor Newell los.

Nat en moe zet ik mijn fiets tegen een van de picknickbanken op de betonnen vloer onder een afdak. Ik ga zitten en kijk gedach­tenloos naar de regen. Je wacht op niets; je ziet wel. Een ondergewaardeerd vakantiemoment. Aan de andere kan van het park witte huizen met witte hekjes. Rechts een gebouwtje met openba­re toiletten. Achter me hoor ik een auto stoppen. Ik hol naar de overkant van de straat en vraag of ik in het park mijn tent kan opzetten.

“Aan de overkant woont de deputy sheriff. Vraag het hem”.

Daar klop ik op de hordeur en zie een jonge politieman zich losmaken van een jonge dame. Hij werkt voor de county, maar wil wel even de gemeente bellen. Ik blijf bij de deur en merk dat de vrouw moeite doet om mijn blik niet te kruisen. Heeft mijn ­klop op de deur haar genot in zonde verkeerd?

Het gesprek duurt merkwaardig lang. De sheriff knikt telkens begrijpend en vraagt of ik steaks (haringen) gebruik. Ja. Hij hangt op. De kwestie is, dat haringen het gras beschadigen en dat er makkelijk eentje blijft zitten tot schade van de gemeen­telijke maaima­chine. Maar buiten het dorp is een rodeoveld waar ik wel mag kamperen. Daar is zeker geen gemeentelijk troetelgras.

Nog voor ik terug ben bij mijn fiets, hoor ik roepen hoe het afgelopen is. De man van de overkant moet lachen.

“Je mag je tent in mijn achtertuin opzetten”.

Bij de keukendeur stelt hij zich en zijn zoon aan mij voor: Robert en Kris Jones. Hij werkt voor de wegenbouw en noemt enkele wegnummers met de vraag of ik die ook gereden heb. Al die nieuwe zwart stukken had hij aangelegd. Asfalt is ook een soci­aal bindmiddel. Ik rol mijn tent uit en vertel wat over mezelf.

“Je mag ook wel in de schuur slapen, hoef je de tent niet op te zetten” zegt Robert. Ik rol mijn tent weer op en mijn slaapzak uit op de vloer van de schuur.

Robert komt weer naar buiten.

“Je kan net zo goed slapen op de vloer in de woonkamer”.

Ik maak snel promotie. Of ik al heb gegeten? Nee? Zorg ik voor. Hij en zijn zoon wonen twee blocks verder. Ik neem een douche. Robert komt met soep en pasta, geeft me een telefoonnummer en instructies voor het verlaten van het huis. Hij moet morgen al weer vroeg aan de weg timme­ren.

Ik eet en kijk de kamer rond. Er staan foto’s van Robert en zijn kinderen, maar nergens van een vrouw. Ik vermoed dat hij nu bij een vriendin zit. De televisie waakt over mijn welzijn. Bij een aflevering van New York Police Departement wordt ge­waarschuwd voor grof taalgebruik (Dennis Franz: You are the pain in my ass) en gedeelte­lijk naakt. Erogene zones nemen de Amerikanen altijd ruim. In een hoek van het scherm blijft een wolkje met blik­sem­schicht staan en af toe schuiven de namen van de counties waar het die avond gaat spoken onder door het beel­d.

De volgende morgen voer ik de gewenste handelingen uit. Voor ik opstap, pomp ik mijn banden op. Een knul komt naar me toe en wil zonder inleiding weten waar ik vandaan kom.

“Uit Europa. Je weet wel waar de cultuur vandaan komt” zeg ik om hem te plagen.

Hij snuift verachtelijk: “Ze hebben niet eens airconditioning”. Zo had ik het nog nooit bekeken. Met deze nieuwe kijk op ons werelddeel ga ik opweg naar mijn ontbijt.

 

Jan Postema

Tags:

Nog geen commentaren »

Nog geen commentaren.

RSS feed voor commentaren op dit bericht. TrackBack URL

Geef commentaar

Je moet aangelogd zijn om commentaar te plaatsen.